ARTIKEL 2. BESTUURLIJKE PLANNING- EN CONTROLCYCLUS
1. Voorafgaand aan het boekjaar stelt het college de planning vast voor de bestuurlijke sturing- en verantwoordingsmomenten van het nieuwe boekjaar. De bestuurlijke planning- en controlcylus bevat: de kadernota - programmabegroting – najaarsrapportage - jaarstukken.
2. De bestuurlijke planning en controlcyclus wordt opgesteld in overleg met de Griffie en de auditcommissie. In het eerste kwartaal wordt door het college de planning ter kennisname aan de raad aangeboden.
ARTIKEL 3. KADERNOTA
1. De raad stelt jaarlijks, na aanbieding van het college, vóór het zomerreces de kadernota vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar en de drie jaren daarna, waarin kaderstellende keuzes worden voorgelegd en de toedeling van de financiële middelen voor zowel exploitatie als ontwikkelingen op investeringen worden benoemd.
2. In de kadernota wordt ook voor het lopende begrotingsjaar over de eerste vier maanden het financieel perspectief geactualiseerd en meerjarig vertaald en is daarmee ook de eerste tussenrapportage. In de kadernota wordt ook toegelicht en betrokken:
a. afwijkingen -zowel incidenteel als structureel- groter dan € 100.000 op de raming van baten en lasten per programma- en beleidsveld.
b. de resultaten uit het afgelopen begrotingsjaar (de voorlopige resultaten uit de jaarrekening en de najaarsrapportage).
c. afwijkingen voor het lopende begrotingsjaar op programma/beleidsveldniveau vanaf 5%, met een minimum van € 10.000, op investeringskredieten tot € 2 miljoen. Bij overschrijdingen op investeringskredieten vanaf € 2 miljoen geldt dat bij afwijkingen groter dan € 100.000 .
3. In de jaarlijkse begroting vindt de uitwerking en actualisering van de meerjarige kaders plaats.
ARTIKEL 4. PROGRAMMABEGROTING
1. De raad stelt de indeling van de programma's vast, met daaronder de beleidsveldindeling. De begroting bevat:
a. een overzicht van baten en lasten per programma en beleidsveld, de algemene dekkingsmiddelen, overhead, de vennootschapsbelasting, de post onvoorzien en de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het resultaat.
b. een overzicht van baten en lasten per taakveld.
c. een overzicht van de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.
2. Met de programmabegroting stelt de raad de beleidsmatige en financiële kaders vast, waarbinnen het college het beleid dient uit te voeren.
3. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma- en beleidsveld, de overzichten van algemene dekkingsmiddelen, de overhead, vennootschapsbelasting, de post onvoorzien en de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het resultaat.
4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie(s).
5. Voor investeringskredieten gelden de volgende regels.
a. Bij de begroting wordt jaarlijks een lijst met investeringen overlegd. De jaarlijkse lasten die voortvloeien uit deze investeringen zijn verwerkt in de programmabegroting. Voor de lijst met vervangingsinvesteringen geldt dat de raad wordt gevraagd deze expliciet bij de vaststelling van de begroting goed te keuren. Voor de lijst met voorgenomen investeringen die in de begroting zijn opgenomen wordt een afzonderlijke kredietaanvraag aan de raad aangeboden. Pas nadat de raad een investeringskrediet heeft geautoriseerd kunnen verplichtingen worden aangegaan.
b. Voor nieuwe investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor alvorens verplichtingen worden aangegaan.
c. Indien de uitvoering van een investeringskrediet zich over meerdere jaren uitstrekt, dan wordt het geautoriseerde investeringsbedrag op basis van de planning van het project over de uitvoeringsjaren verdeeld en per uitvoeringsjaar vrijgegeven. Verschuivingen tussen de jaarbedragen als gevolg van wijzigingen in de planning zijn toegestaan, mits de investering conform de door de raad vastgestelde doelen en voorwaarden wordt gerealiseerd en het totaal beschikbaar gestelde krediet niet wordt overschreden.
6. In de begroting is een post onvoorzien opgenomen. De post ‘onvoorzien’ mag alleen worden aangesproken voor incidentele uitgaven die onvoorzienbaar, onontkoombaar en onvermijdelijk zijn.
ARTIKEL 5. NAJAARSRAPPORTAGE
1. De najaarsrapportage betreft een negenmaands rapportage en wordt in november aangeboden aan de raad.
2. In de najaarsrapportage worden afwijkingen -zowel incidenteel als structureel- groter dan € 100.000 op de raming van baten en lasten per programma- en beleidsveld toegelicht.
3. In de najaarsrapportage worden afwijkingen vanaf 5%, met een minimum van € 10.000, op investeringskredieten tot € 2 miljoen toegelicht. Bij overschrijdingen op investeringskredieten vanaf € 2 miljoen geldt dat afwijkingen groter dan € 100.000 worden toegelicht.
4. De inrichting van de najaarsrapportage sluit aan bij de programma- en beleidsveldindeling van de begroting.
5. De najaarsrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een totaaloverzicht met de bijstellingen van de begroting sinds de primitieve begroting. De overzichten hebben de volgende indeling:
a. de baten en lasten per programma- en beleidsveld;
b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen, overhead, de vennootschapsbelasting, en de post onvoorzien;
c. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;
d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;
e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d;
f. de (geprognotiseerde) stand van de algemene reserve.
6. Naast de aspecten die directe financiële bijstelling vragen gaat de rapportage in op:
a. de eventuele bijstelling van de planning van aan de raad aan te bieden bestuurlijke producten.
b. een nadere toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de risico's en onzekerheden zoals aangegeven in de begroting.
7. De meerjarenbegroting wordt geactualiseerd in geval van structurele financiële afwijkingen.
8. In de najaarsrapportage ligt de nadruk op financiën met als doel een goede eindejaarsverwachting van het resultaat te geven.
ARTIKEL 6. JAARSTUKKEN
1. Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma’s. De jaarstukken bevatten:
a. een overzicht van baten en lasten per programma en beleidsveld, de algemene dekkingsmiddelen, overhead, de vennootschapsbelasting, de post onvoorzien en de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het resultaat.
b. een overzicht van baten en lasten per taakveld.
c. een overzicht van de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.
2. Niet uit de balans blijkende verplichtingen worden in de jaarstukken opgenomen indien de financiële meerjarige consequentie uitkomt boven het drempelbedrag van € 400.000.
3. Het college van B&W kan de raad voorstellen om budgetten van de programma's/beleidsvelden en reserves, die in een jaar nog niet volledig gebruikt zijn, over te hevelen naar het volgende jaar, indien voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in bijlage II. De budgetoverhevelingen worden in principe in de slotwijziging door de raad geaccordeerd.
4. ln de jaarrekening wordt de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. Tevens wordt aangegeven welke investeringen afgesloten kunnen worden. Kredieten voor hard- en software ICT en beheersplannen (uitvoeringsprogramma's wegen/asfalt, kunstwerken, straatmeubilair en riolering) die niet zijn benut en onverdeeld zijn gebleven worden in principe jaarlijks afgesloten om de afschrijving te kunnen starten. Het is mogelijk hiervan af te wijken door dit expliciet aan de raad ter goedkeuring voor te leggen.
5. In de jaarstukken informeert het college de raad in het kader van de rechtmatigheids-verantwoording, met een rapportagetolerantiegrens van € 100.000 op overschrijding van meer lasten dan het begrotingstotaal van een programma. Als begrotingsoverschrijdingen passen binnen het door de raad vastgestelde beleid is er geen sprake van onrechtmatigheid.
ARTIKEL 7. INFORMATIEPLICHT
1. Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties en het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
2. Politiek relevante financiële afwijkingen meldt het college altijd, ongeacht de grootte van de afwijking.